Wanneer mag de schuldeiser buitengerechtelijke kosten in rekening brengen bij de debiteur? Eiser heeft in zijn brief gesteld dat gedaagde het bedrag moet voldoen binnen 16 dagen. In artikel 6:96 lid 6 BW is bepaald dat het moet gaan om een veertiendagentermijn om de buitengerechtelijke incassokosten te kunnen verhalen op de wederpartij. In deze zaak was hier dus niet aan voldaan. De rechtbank wees daarom ook de vordering af en haalde ter onderbouwing van de afwijzing een arrest aan van de Hoge Raad waarin de veertiendagentermijn wordt uitgelegd en wat de consequenties zijn als hier niet aan wordt voldaan.
Feiten
Partijen hebben een geschil gehad over de betaling van de koopsom van een auto. Tussen partijen is een regeling tot stand gekomen voor de betaling van de koopsom van een auto. Gedaagde moest een bedrag afbetalen van €6.000. Er was afgesproken dat gedaagde iedere maand €200 zou betalen. Gedaagde betaalde niet iedere maand en niet voor de eerste van de maand. Ook betaalde gedaagde maar €100.
Bij brief van 9 juni 2017 heeft eiser aan gedaagde medegedeeld dat hij de regeling niet is nagekomen en aanspraak maakt op betaling €2.500 aan resterende hoofdsom, €204,91 aan rente en €375 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Bij brief van 15 maart 2017 heeft eiser een gedaagde medegedeeld dat hij de regeling niet is nagekomen en aanspraak maakt op €999,98 aan resterende hoofdsom, €255,28 aan rente en €375 aan buitengerechtelijke incassokosten. Hierbij is medegedeeld dat gedaagde het bedrag binnen 16 dagen dient te betalen en dat anders rechtsmaatregelen getroffen zullen worden en dat de voortvloeiende incassokosten van €150 exclusief btw voor zijn rekening zouden komen.
Na deze brief is tussen partijen per e-mail gesproken over de betalingen, de rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft betalingen aan eiser verricht en het bedrag van de auto van €6.000 is volledig betaald.
Geschil
Eiser vordert gedaagde te veroordelen in de buitengerechtelijke incassokosten van €150 exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente van €56,22. Eiser stelt dat gedaagde is tekortgeschoten in de nakoming van de regeling, waardoor deze is komen te vervallen en haar restant vordering geheel opeisbaar is geworden.
Gedaagde betwist de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat gedaagde de regeling niet is nagekomen. Gedaagde is dus tekortgeschoten in de nakoming van de regeling. De vordering van eiser ziet op betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en rente. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gebleken dat de aanmaning van gedaagde een betalingstermijn is gegeven van 14 dagen ingaande op de dag na ontvangst daarvan, zoals is vereist.
De rechtbank haalt bij deze constatering een arrest aan van de Hoge Raad. In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaalt dat de veertiendagentermijn aanvangt op de dag waarop de aanmaning door de schuldenaar is ontvangen, zodat deze de volle 14 dagen heeft om te betalen. Indien de veertiendagentermijn verkeerd wordt gebruikt in een aanmaning, wordt niet voldaan aan de eisen om buitengerechtelijke incassokosten op te eisen bij de wederpartij.
Conclusie
Het is van belang dat indien u de buitengerechtelijke kosten wil verhalen op de wederpartij, dat u een juiste termijn vaststelt in de aanmaningsbrief. Indien er sprake is van een verkeerde termijn, zullen de buitengerechtelijke incassokosten niet verhaald kunnen worden.
Heeft u een aanmaning gekregen waarin een verkeerde termijn is vermeld? Weet u niet of de termijn klopt? Of wilt u zelf een aanmaning versturen? Schroom dan niet om contact met ons op te nemen.
Over de auteur
Nurlan Agayev
LLM